Objectnummer: B3

In de blauwe salon, waar nu behang zit van geweven damast (dat is op zichzelf al bijzonder genoeg), zat in de 17e eeuw goudleerbehang. Dat weten we uit de boedelbeschrijving die gemaakt is bij het overlijden van Van Balckeneynde. Want goudleerbehang was ook toen al een bijzonder en erg kostbaar iets dat speciale vermelding verdiende.
Goudleer, ook wel Cordoba-leer of Cuir de Cordoue, is een wanddecoratie van fijn leer (meestal van gelooide kalfshuiden), waarop afbeeldingen van bladzilver werden bevestigd, afgedekt met een goudkleurige vernis. Goudleerbehang diende tot het behangen van vertrekken in plaats van wandtapijten. Goudleer is het best te vergelijken met een schilderij dat niet op doek, op hout of op koper, maar op leer is geschilderd. (aldus Wiki).

De techniek was ooit uitgevonden in Noord-Afrika en door de Moren meegenomen naar Spanje, waar in Cordoba goudleer werd gemaakt dat zijn weg vond door heel Europa. Vandaar ook de bijnaam Cordoba-leer. Maar In 1628 deed een Haagse goudleermaker, Jacob Dircxz de Swart, een belangrijke uitvinding: hij bedacht een methode om met stempels reli*fs in het leer te persen. Dit verheven goudleer reflecteerde zon- en kaarslicht nog beter dan het vlakke goudleer. Al gauw kwamen allerlei nieuwe ontwerpen in trek, zoals bloemmotieven, vogels en putti-figuren.

En precies om dát type goudleer gaat het hier. Bloemmotieven (o.a. tulpen – het was de tijd van de tulpenmanie) die in reliëf zijn gestempeld. Bij de restauratie in 1976 kwamen er stukken goudleer tevoorschijn.

De laatste Haagse goudleerfabriek sloot in 1680. Voordien exporteerde die goudleer naar de Duitse en Scandinavische landen en zelfs naar China en Japan.

Vanaf 1680 kwam er beschilderde papieren behangsels in de mode.

N.B. Wie nu nog een hele kamer behangen met goudleer wil zien kan in kasteel Duivenvoorde terecht, daar is één kamer met goudleerbehang. 

  1. Kasteel Duivenvoorde
  2. Huis van Gijn in Dordrecht
  3. museum de Lakenhal in Leiden
  4. Weeshuis Schiedam
  5. Dokkum